CO2-doseerinstallatie
Stappenplan voor controle en verbetering van de CO2-installatie- controleer CO2-darmen op drukverdeling, door aan het eind van de darmen de druk te meten. Maak een plattegrondje van het bedrijf en schrijf daarin de gevonden waarden. Meet op minstens 20 plaatsen, verdeeld over het bedrijf. Uit het plaatje kan het volgende worden opgemaakt.
- Verloopt de drukverdeling van voor naar achter met meer dan 2 cm waterkolom dan moeten waarschijnlijk smoorplaatjes worden gemonteerd. laat in dat geval het CO2-verdeelsysteem opnieuw berekenen
- Het is ook mogelijk dat u verkeerde doseerdarmen heeft gemonteerd met meer gaatjes dan waarvoor het systeem is uitgerekend. De druk in het hele systeem is dan te laag (minder dan 4 cm waterkolom). Zie typen doseerdarmen.
- Neemt de druk van voor naar achter eensklaps flink af dan zit er op die hoogte waarschijnlijk een verzakking in de hoofdleiding welke is volgelopen met condenswater.
- Verschilt de druk in naast elkaar gelegen darmen sterk dan is dit waarschijnlijk te wijten aan vochtophoping in de darmen zelf. Dit valt ook te constateren uit een continue beweging van het water in de drukmeter. Het is echter ook mogelijk dat de druk wordt verminderd door scheuren in de darmen of door plantendelen die op de darmen liggen. Maak de CO2-darmen vrij en leg ze strak of vervang ze bij scheuren.
- Is er een verschil in druk links en rechts van het pad dan komt dit waarschijnlijk doordat de ene hoofdleiding meer weerstand heeft dan de ander. Is een van de leidingen langer of zitten er meer bochten in? Zo ja, dan moet u een klep laten monteren die u handmatig zo kan verstellen dat de doorstroom weer gelijk is.
- Controleer of de CO2-aanzuigslangen op de juiste plaats hangt. Dit is tussen het bovenste deel van het gewas. Hier is de fotosynthese immers het hoogst.
- Controleer of de CO2-aanzuigslang niet lekt. Dit doet u door een zogenaamd nulpatroon aan de opening van de aanzuigslang vast te maken (zorg dat de verbinding niet lekt). Op de meter moet de concentratie nu teruglopen richting 0 ppm. Dit kan enkele minuten duren tot meer dan een kwartier bij gebruik van een multiplexer.
- IJk de CO2-meter, zowel met nulgas (of nulpatroon) als met zogenaamd span-gas met een concentratie van niet meer dan 1000 ppm. IJk niet met buitenlucht, want de CO2-concentratie in de buitenlucht kan sterk variëren!
- Controleer de aanzuigtijd. Dit doet u eenvoudig door vlak bij de aanzuigopening even uit te blazen en vervolgens op de CO2-meter te kijken wanneer het wijzertje oploopt. Is de aanzuigtijd meer dan 5 minuten dan is het verstandig deze te verkorten. Met name in de winter zal anders de CO2-concentratie te hoog oplopen omdat de dosering te laat wordt gestopt. De aanzuigtijd kan worden verminderd door:
- de aanzuigleiding te verkorten of
- een extra aanzuigpomp in de leiding te plaatsen (controleer op lekkage).
- de CO2-meter in de afdeling te hangen (zorg voor een goede behuizing)
- een multiplexer met driewegklepjes en continue aanzuiging te laten monteren in plaats van een multiplexer met tweewegklepjes
- geen multiplexer te nemen, maar voor iedere afdeling een eigen CO2-meter
- Controleer de capaciteit van het CO2-doseersysteem. Hoe u dit vaststelt wordt beschreven onder 'Vaststellen capaciteit CO2-doseersysteem'.
Vaststellen capaciteit CO2-doseersysteem
Zet het CO2-doseersysteem aan. Verhoog de branderstand in kleine stapjes. Als krant (of stuk plastic) op de schoorsteen bol gaat staan dan is de branderstand te hoog.
Leg hier gasmeterstand naast. 1 m3 aardgas geeft ca 1,8 kg CO2
Variaties zijn mogelijk in: